Verheerlijkt zij Uw Naam, o Heer mijn God! Aanschouwt Gij mijn oog dat hoopt de wonderen van Uw genade te aanschouwen, en mijn oor dat ernaar verlangt Uw zoete melodieën te beluisteren, en mijn hart dat hunkert naar de levende wateren Uwer kennis. Gij ziet Uw dienares, o mijn God, voor de verblijfplaats van Uw barmhartigheid staan, en U aanroepen bij Uw Naam die Gij boven alle andere namen hebt verkozen en boven allen die in de hemel en op aarde zijn hebt geplaatst. Zend de ademtochten van Uw genade tot haar neer, dat zij volkomen van zichzelf zal worden weggevoerd en geheel zal worden aangetrokken tot de zetel die schittert met de luister van Uw gelaat, alom de glans van Uw soevereiniteit verspreidt en die U tot troon dient. Machtig zijt Gij te doen hetgeen Gij wilt. Er is geen God buiten U, de Alglorierijke, de Barmhartigste.
Verjaag hen die U zoeken niet, zo smeek ik U, o mijn Heer, en stuur hen die hun schreden naar U hebben gericht niet weg, en onthoud allen die U liefhebben Uw genade niet. Gij zijt Degeen, o mijn Heer, die Zichzelf aanduidt als de God van genade, de Meedogendste. Ontferm U dan over Uw dienares die bij U beschutting heeft gezocht en haar gelaat naar U heeft gekeerd.
Gij zijt waarlijk de Immervergevende, de Genadigste.