Verheerlijkt zijt Gij, o Heer mijn God! Ik dank U dat Gij mij in Uw dagen tot leven hebt geroepen en mij met Uw liefde en Uw kennis hebt bezield. Ik smeek U, bij Uw Naam waardoor de schone parelen van Uw wijsheid en Uw woorden te voorschijn zijn geroepen uit de schatkamers van het hart van diegenen onder Uw dienaren die U nabij zijn, en waardoor de Dagster van Uw Naam, de Meedogende, haar luister heeft uitgestort over allen die in Uw hemel en op Uw aarde zijn, mij door Uw genade en milddadigheid Uw wondere en verborgen weldaden te schenken.
Dit zijn de eerste dagen van mijn leven, o mijn God, die Gij hebt verbonden met Uw eigen dagen. Onthoud mij niet hetgeen Gij voor Uw uitverkorenen hebt beschikt, nu Gij mij zulk een grote eer hebt verleend.
Ik ben, o mijn God, slechts een nietig zaadje dat Gij in de aarde van Uw liefde hebt gezaaid en door de hand van Uw milddadigheid deed ontkiemen. Dit zaadje hunkert daarom in zijn diepste wezen naar de wateren van Uw genade en naar de levende bron van Uw gunst. Zend vanuit de hemel van Uw goedertierenheid datgene neer waardoor het in Uw schaduw en binnen de grenzen van Uw hof kan gedijen. Gij zijt Degeen die het hart van allen die U hebben erkend verkwikt uit Uw overvloedige stroom en uit de bron van Uw levende wateren.
Ere zij God, de Heer aller werelden.