Duisternis omringt ieder land, o mijn God, en doet de meesten Uwer dienaren beven. Ik smeek U, bij Uw Allergrootste Naam, in iedere stad nieuwe schepselen te doen opstaan die zich tot U zullen keren en U onder Uw dienaren zullen gedenken, die krachtens hun woorden en wijsheid het vaandel van Uw zege zullen ontplooien en die zich zullen losmaken van al het geschapene.
Machtig zijt Gij te doen naar Uw behagen. Geen God is er dan Gij, de Almogende, Hij Wiens hulp door alle mensen wordt afgesmeekt.
Prayers and Meditations, nr. 102