O God, mijn God! Gij hoort het zuchten van Hem die Uw Licht (Bahá) is, beluistert Zijn weeklachten bij dag en nacht, en weet dat Hij niets voor Zichzelf wenst, doch er veeleer naar streeft de ziel van elk van Uw dienaren te heiligen en hen te verlossen van het vuur waardoor zij te allen tijde worden bedreigd. O Heer! De handen van Uw welbegunstigde dienaren zijn geheven naar de hemel van Uw milddadigheid en de handen van hen die U oprecht liefhebben reiken naar de verheven hoogten van Uw grootmoedigheid. Ik smeek U, stel hen niet teleur in wat zij zoeken in de oceaan van Uw gunst en in de hemel van Uw genade en de Dagster van Uw milddadigheid. Help hen, o Heer, die deugden te verwerven die hun aanzien onder de volkeren van de wereld zullen verhogen. Waarlijk, Gij zijt de Krachtige, de Machtige, de Edelmoedigste.
Tablets of Bahá’u’lláh, blz. 75