O Gij vriendelijk Heer! Deze innig gekoesterde dienares werd tot U aangetrokken, en verlangde er door overdenking en inzicht naar om Uw tegenwoordigheid te bereiken en Uw rijken te betreden. Met tranen in de ogen vestigde zij haar blik op het Koninkrijk van mysteriën. Vele nachten bracht zij door in diepe verbondenheid met U, en vele dagen leefde zij met het U innig gedenken. Elke morgenstond was zij U indachtig, en elke avond richtte zij haar gedachten op U. Gelijk een zingende nachtegaal zong zij Uw heilige verzen, en gelijk een spiegel trachtte zij Uw licht te weerkaatsen.
O Gij die zonden vergeeft! Maak de weg vrij zodat deze ontwaakte ziel Uw koninkrijk kan binnengaan, en laat deze door Uw hand getrainde vogel haar vlucht nemen naar de eeuwige rozengaard. Zij verlangt vurig U nabij te komen; laat haar Uw tegenwoordigheid bereiken. Zij is overstuur en radeloos als zij van U gescheiden is; laat haar toe in Uw hemelse woning.
O Heer! Wij zijn zondaars, doch Gij zijt de Vergevende. Wij zijn verzonken in de oceaan van tekortkomingen, doch Gij zijt de Verontschuldiger, de Vriendelijke. Vergeef ons onze zonden en zegen ons met Uw overvloedige genade. Verleen ons het voorrecht Uw Gelaat te aanschouwen, en schenk ons de kelk van vreugde en verrukking. Wij zijn gevangenen van onze overtredingen, en Gij zijt de Koning van overvloedige gaven. Wij verdrinken in een zee van zonden en Gij zijt de Heer van oneindige genade. Gij zijt de Gever, de Glorieuze, de Eeuwige, de Overvloedige; en Gij zijt de Algenadige, de Albarmhartige, de Almachtige, Degeen die gaven schenkt en zonden vergeeft. Waarlijk, Gij zijt Degeen tot wie wij ons wenden voor het vergeven van onze tekortkomingen, Degeen die de Heer der heren is.