Dit zijn, o mijn God, de dagen waarop Gij Uw dienaren hebt geboden te vasten. Daarmee hebt Gij de inleiding gesierd van Uw Wetboek dat aan Uw schepselen is geopenbaard, en de schatkamers van Uw geboden getooid voor het oog van allen die in Uw hemel en allen die op Uw aarde zijn. Gij hebt ieder uur van deze dagen begiftigd met een bijzondere kracht die ondoorgrondelijk is voor allen buiten U, Gij Wiens kennis al het geschapene omvat. Gij hebt tevens iedere ziel een deel van deze kracht toegekend in overeenstemming met de Tafel van Uw bevel en de Geschriften van Uw onherroepelijk oordeel. Elk blad van deze Boeken en Geschriften hebt Gij bovendien bestemd voor ieder van de volkeren en geslachten der aarde.

Voor Uw vurige minnaars hebt Gij, volgens Uw bevel, bij elke dageraad de kelk van het U gedenken bestemd, o Gij die de Heerser der heersers zijt! Dit zijn degenen die zo bedwelmd zijn door de wijn van Uw veelvuldige wijsheid dat zij hun sponde verlaten in hun verlangen Uw lof te verheerlijken en Uw deugden te prijzen, en de slaap ontvluchten in hun geestdrift Uw tegenwoordigheid te naderen en deel te hebben aan Uw milddadigheid. Hun ogen zijn te allen tijde gericht op het ochtendgloren van Uw goedertierenheid en hun gelaat is gekeerd naar de Bron van Uw bezieling. Laat dan vanuit de wolken van Uw barmhartigheid op ons en op hen neerregenen wat de hemel van Uw vrijgevigheid en genade past.

Geprezen zij Uw Naam, o mijn God! Dit is het uur waarop Gij de deuren van Uw milddadigheid hebt ontsloten voor de ogen van Uw schepselen, en de poorten van Uw tedere genade wijd hebt geopend voor alle bewoners van Uw aarde. Ik smeek U, bij allen wier bloed werd vergoten op Uw pad, en die zich in hun vurig verlangen naar U hebben bevrijd van alle gehechtheid aan welke Uwer schepselen dan ook, en die zo overweldigd werden door de zoete geuren van Uw bezieling dat elk hunner lichaamsdelen Uw lof aanhief en meetrilde met Uw gedachtenis, ons de dingen die Gij in deze Openbaring onherroepelijk hebt verordend niet te onthouden – een Openbaring welks kracht iedere boom heeft doen uitroepen wat de Brandende Braamstruik eertijds verkondigde aan Mozes, die met U sprak, een Openbaring die iedere nietigste kiezelsteen wederom Uw lof heeft doen weerklinken, zoals de stenen in de dagen van Mohammed, Uw Vriend, U hebben verheerlijkt.

Dit zijn degenen, o mijn God, die Gij genadiglijk in staat hebt gesteld omgang met U te hebben en zich te onderhouden met Hem die de Openbaarder van Uzelf is. De wind van Uw wil heeft hen wijd en zijd verspreid, totdat Gij hen bijeenbracht onder Uw beschutting en hen de tuin van Uw hof deed binnengaan. Nu Gij hen laat verblijven in de schaduw van het baldakijn van Uw genade, help hen dan datgene te verwerven wat een zo verheven staat past. Laat hen, o mijn Heer, niet worden gerekend tot hen die ervan weerhouden worden Uw gelaat te herkennen hoewel zij U nabij zijn, en die verstoken zijn van Uw tegenwoordigheid hoewel zij U ontmoeten.

Dit zijn Uw dienaren, o mijn Heer, die deze Allergrootste Gevangenis met U zijn binnengegaan, die zich binnen haar muren aan de Vasten hebben gehouden zoals Gij hun hebt bevolen in de Tafelen van Uw besluit en de boeken van Uw bevel. Zend daarom tot hen neer hetgeen hen volkomen zal zuiveren van al wat Gij verafschuwt, opdat zij U geheel toegewijd mogen zijn, en zich volledig mogen onthechten van alles buiten U.

Laat dan op ons neerregenen, o mijn God, hetgeen Uw genade betaamt en Uw milddadigheid past. Maak dan, o mijn God, dat wij leven in het U gedenken en sterven in het U liefhebben, en schenk ons de gave van Uw tegenwoordigheid in Uw werelden hierna – werelden die onnaspeurlijk zijn voor allen buiten U. Gij zijt onze Heer en de Heer aller werelden, en de God van allen die in de hemel en allen die op aarde zijn.

Gij ziet, o mijn God, wat Uw geliefden in Uw dagen is overkomen. Uw glorie is mij tot getuige! De klaagzang Uwer uitverkorenen weerklinkt luide in Uw gehele rijk. Sommigen werden verlokt door de trouwelozen in Uw land en werden door hen verhinderd U nabij te komen en het hof van Uw glorie te bereiken. Anderen konden U naderen, maar werden ervan weerhouden Uw gelaat te aanschouwen. Weer anderen mochten, in hun vurig verlangen U te zien, de tuin van Uw hof betreden, maar zij lieten de sluiers van de inbeeldingen van Uw schepselen en het kwaad dat de onderdrukkers onder Uw volk aanrichtten tussen hen en U komen.

Dit is het uur, o mijn Heer, dat Gij hebt verheven boven elk ander uur en dat Gij hebt verbonden met de voortreffelijksten onder Uw schepselen. Ik smeek U, o mijn God, bij Uzelf en bij hen, om in de loop van dit jaar te verordenen hetgeen Uw geliefden zal verheffen. Beschikt Gij daarbij dan in ditzelfde jaar hetgeen de dagster van Uw kracht zal laten stralen boven de horizon van Uw luister, en de gehele wereld door Uw soevereine macht zal verlichten.

Laat Uw Zaak zegevieren, o mijn Heer, en vernedert Gij Uw vijanden. Bestem dan voor ons het goede van dit leven en van het leven dat komen gaat. Gij zijt de Waarheid, die alle geheimenissen kent. Geen God is er dan Gij, de Immervergevende, de Almilddadige.

Bahá’u’lláh

App icon
Bahá’í Prayers
Get the app
font
size
a
theme
Day
Night
font
Sans
Serif
share prayer
App icon
Bahá’í Prayers
Get the app