Glorie zij U, o Gij Heer van de wereld en het Verlangen der natiën, o Gij die openbaar geworden zijt in de Grootste Naam, waarbij de parelen van wijsheid en woorden uit de schelpen van de grote zee Uwer kennis te voorschijn zijn gekomen en de hemelen van goddelijke Openbaring werden getooid met het licht van de opkomst van de zon Uws aanschijns.
Ik smeek U – bij dat Woord waardoor Uw bewijs onder Uw schepselen werd vervolmaakt en Uw getuigenis onder Uw dienaren werd voltooid – om Uw volk te sterken in hetgeen waardoor het aanzicht van de Zaak in Uw rijk zal stralen, en de vaandels van Uw macht onder Uw dienaren zullen worden geplant en de banieren van Uw leiding in al Uw rijken zullen worden geheven.
O mijn Heer! Gij ziet hen zich vastklemmen aan het koord van Uw genade en zich vasthouden aan de zoom van de mantel van Uw goedgunstigheid. Bestem voor hen wat hen nader tot U zal brengen, en houd hen verre van alles buiten U.
Ik smeek U, o Gij Koning van het bestaan en Beschermer van het geziene en het ongeziene, om al wie opstaat om Uw Zaak te dienen te maken als een zee die deint op Uw wens, als iemand die in gloed staat met het vuur van Uw Heilige Boom, en straalt vanaf de hemelse horizon van Uw wil. Waarlijk, Gij zijt de Machtige, die noch door de macht der gehele wereld noch door de kracht van natiën verzwakt kan worden. Er is geen God dan Gij, de Ene, de Onvergelijkelijke, de Beschermer, de Bij-Zich-Bestaande.