Zeg: O God, mijn God! Gij ziet mij rond Uw Wil cirkelen met mijn ogen gericht op de horizon van Uw genade, vurig verlangend naar de openbaring van de schitterende pracht van de zon Uwer gunsten.
Ik smeek U, o Gij Geliefde van ieder begrijpend hart en het verlangen van hen die U nabij zijn, te geven dat Uw geliefden geheel onthecht raken van hun eigen neigingen en vasthouden aan wat U behaagt. Tooi hen, o Heer, met de mantel van rechtschapenheid en verlicht hen met de pracht van het licht van onthechting. Sta hen bij met de legers van wijsheid en welsprekendheid, dat zij Uw Woord onder Uw schepselen mogen verheerlijken en Uw Zaak onder Uw dienaren zullen verkondigen.
Waarlijk, machtig zijt Gij te doen hetgeen Gij wilt, en de teugels van alle aangelegenheden rusten in Uw hand. Er is geen God dan Gij, de Machtige, de Immervergevende.
Tablets of Bahá’u’lláh, blz. 59