Verheerlijkt zij Uw Naam, o mijn God! Nu Gij mij deze waarheid hebt doen verstaan, smeek ik U bij Uw Naam welke geen perkament kan vermelden, geen hart zich kan voorstellen en geen tong kan uiten – een Naam die verborgen zal blijven zolang Uw eigen Essentie verborgen is en verheerlijkt zal worden zolang Uw eigen Wezen geprezen wordt – om de vaandels van Uw onbetwiste oppermacht en zegepraal te ontplooien aleer het jaar ten einde neigt, zodat de gehele schepping worde verrijkt door Uw rijkdom en worde verheven door de veredelende invloed van Uw alles te boven gaande soevereiniteit, en allen zullen opstaan om Uw Zaak te bevorderen.
Gij zijt waarlijk de Almachtige, de Allerhoogste, de Alglorierijke, de Albeheerser, de Albezitter.
Prayers and Meditations, nr. 58